Bedelingen Gods
De bedeling van het koninkrijk (nr. 7)
- Inleiding op de zevende bedeling.
- De Nieuwe Schepping.
- Inluiden zevende bedeling.
- Het getal zeven.
- De zevende dag.
- De zevende stamvader.
- De zevende vrucht.
Inleiding op de zevende bedeling.
De hele heilshistorie mondt uit in de laatste
bedeling, de "bedeling van het koninkrijk". Alle dingen zijn in de
bedeling van de volheid der tijden (de zesde bedeling) onder één
Hoofd samengebracht. Daarna begint het Koninkrijk der Hemelen (het
zogenaamde Messiaanse rijk). Dit koninkrijk is een eeuwig
koninkrijk. Een koninkrijk is een huishouding, zodat dit eeuwige
koninkrijk een eeuwige huishouding is. Toch is de zevende bedeling
niet eeuwig. De zevende bedeling zou als het eerste deel van het
eeuwige koninkrijk kunnen worden beschouwd. Na de bedeling van de
volheid der tijden begint een periode van duizend jaar waarin de
satan gebonden is.
De satan zal daarna nog een kleine tijd
losgelaten worden. Daarmee is het koninkrijk niet beëindigd. Bij de
komst van de nieuwe schepping begint eigenlijk een achtste bedeling,
maar niemand noemt dat zo. Ook de Bijbel geeft geen enkele
aanleiding om de tijd ná de zevende bedeling aan te duiden met "de
achtste bedeling". Het koninkrijk als zodanig loopt na de zevende
bedeling gewoon door, want het is een eeuwig koninkrijk. Jesaja 65
spreekt over het koninkrijk en uit deze verzen blijkt wel of het
over de oude of de nieuwe schepping gaat.
Jesaja 65 : 25
25 De wolf en het lam zullen te zamen
weiden, en de leeuw zal stro eten als een rund, en stof zal de
spijze der slang zijn; zij zullen geen kwaad doen noch verderven op
Mijn gansen heiligen berg, zegt de HEERE.
De wolf en het lam zullen samen weiden en de
leeuw zal stro eten. Dit gaat duidelijk over de nieuwe schepping.
Die dieren zijn blijkbaar nieuwe scheppingen geworden en dat zal pas
op de nieuwe aarde het geval zijn. Dit vers spreekt dus niet over de
duizend jaar.
Jesaja 65 : 20
20 Van daar zal niet meer wezen een
zuigeling van weinig dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet
zal vervullen; want een jongeling zal sterven, honderd jaren oud
zijnde, maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt
worden.
In Jesaja 65 : 20 staat "honderd jaar", omdat
"honderd" met het ingaan in het koninkrijk te maken heeft. Honderd =
10 x 10. "Tien" heeft met het spreken van God te maken en tevens met
de verantwoordelijkheid die God van de mens eist. De mens wordt met
het Woord geconfronteerd en hij is verantwoordelijk voor de wijze
waarop hij op dat Woord reageert. De vervulling van de "tien" (= 102)
heeft met het ingaan in het koninkrijk te maken. Er was bijvoorbeeld
een mens die honderd schapen had. Toen er slechts 99 waren en hij er
dus één kwijt was, moest de honderdste gezocht worden. Deze zevende
bedeling begint in ieder geval met de duizend jaar waarin de satan
gebonden is. Alles in de hemel en op de aarde is dan aan Christus
onderworpen.
Openbaring 20 : 1, 2
1 En ik zag een engel afkomen uit den
hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn
hand;
2 En hij greep den draak, de oude
slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren;
"Draak" is de omschrijving voor "de
vertreder" of "dat wat vertreden wordt". Beide dingen zijn waar: de
satan vertreedt, maar zal ook vertreden worden. De oude slang is de
vorst over de oude schepping. "Duivel" betekent "de dooréén-werper"
(Grieks: diaboloz; diabolos). Aan het eind van de zesde
bedeling spelen drie personen een belangrijke rol:
-
1. De satan.
-
2. De vorst over de volkeren der aarde.
-
3. De vorst over Jeruzalem.
De laatste twee zijn mensen die onder de
macht van de satan staan. Zij worden in de "poel des vuurs"
geworpen.
Openbaring 19 : 20
20 En het beest werd gegrepen, en met
hetzelve de valse profeet, die de tekenen in de tegenwoordigheid van
hetzelve gedaan had, door welke hij verleid had, die het merkteken
van het beest ontvangen hadden, en die deszelfs beeld aanbaden. Deze
twee zijn levend geworpen in den poel des vuurs, die met sulfer
brandt.
"Het beest" is het beest uit de zee
(Openbaring 13 : 1). "De valse profeet" wordt in Openbaring 13 : 11
omschreven als een beest dat uit het land opkomt. Beide beesten
worden in de poel des vuurs geworpen. De satan zelf wordt bij het
begin van de zevende bedeling in de afgrond gebonden.
Openbaring 20 : 1-5
1 En ik zag een engel afkomen uit den
hemel, hebbende den sleutel des afgronds, en een grote keten in zijn
hand;
2 En hij greep den draak, de oude
slang, welke is de duivel en satanas, en bond hem duizend jaren;
3 En wierp hem in den afgrond, en sloot
hem daarin, en verzegelde dien boven hem, opdat hij de volken niet
meer verleiden zou, totdat de duizend jaren zouden geeindigd zijn.
En daarna moet hij een kleinen tijd ontbonden worden.
4 En ik zag tronen, en zij zaten op
dezelve; en het oordeel werd hun gegeven; en ik zag de zielen
dergenen, die onthoofd waren om de getuigenis van Jezus, en om het
Woord Gods, en die het beest, en deszelfs beeld niet aangebeden
hadden, en die het merkteken niet ontvangen hadden aan hun voorhoofd
en aan hun hand; en zij leefden en heersten als koningen met
Christus, de duizend jaren.
5 Maar de overigen der doden werden
niet weder levend, totdat de duizend jaren geeindigd waren. Deze is
de eerste opstanding.
Deze doden zijn de martelaren die gedurende
de zesde bedeling gedood zullen worden vanwege hun getuigenis. Zij
zullen aan het einde van de zesde bedeling worden opgewekt en zullen
met Christus in de duizend jaar regeren. Wij hebben nu viermaal
gelezen over de duizend jaar waarin de satan gebonden is; vaker komt
deze uitdrukking niet voor. Er zijn in het Nieuwe Testament in
verband met het koninkrijk echter uitspraken die niet rechtstreeks
op de duizend jaar van toepassing kunnen worden gebracht.
Die uitspraken zijn wél rechtstreeks van
toepassing op wat ná de duizend jaar gebeurt: de overgang in/naar de
nieuwe hemel en de nieuwe aarde. In het Oude Testament staat nooit
iets over de duizend jaar. Er wordt wel een eeuwig koninkrijk
voorzegd. Tevens wordt het scheppen van nieuwe hemelen en een nieuwe
aarde aangekondigd. In de zevende bedeling regeert Christus over
deze oude aarde; in de hoedanigheid van Zoon des mensen. Hij is God
en ook de Erfgenaam van God. Daarom zou Hij de nieuwe schepping tot
stand brengen en daarover regeren.
Terug naar begin
De Nieuwe Schepping.
De nieuwe schepping is fundamenteel tot stand
gekomen bij de opstanding van de Here Jezus Christus. Wie sinds de
opstanding tot geloof komt, wordt wedergeboren en is dus een nieuwe
schepping. Gelovigen van de vijfde bedeling maken deel uit van een
onzienlijk hemels koninkrijk. Mensen die in de zesde bedeling tot
geloof komen zullen moeten volharden tot het einde van de zesde
bedeling om het aardse koninkrijk binnen te kunnen gaan. Gelovigen
van de zesde bedeling zijn eveneens wedergeboren en maken dus deel
uit van die nieuwe schepping. De Zoon des mensen zal komen in Zijn
heerlijkheid en Hij zal zitten op de troon Zijner heerlijkheid.
Matthéüs 25 : 31-46
31 En wanneer de Zoon des mensen komen
zal in Zijn heerlijkheid, en al de heilige engelen met Hem, dan zal
Hij zitten op den troon Zijner heerlijkheid.
32 En voor Hem zullen al de volken
vergaderd worden, en Hij zal ze van elkander scheiden, gelijk de
herder de schapen van de bokken scheidt.
33 En Hij zal de schapen tot Zijn
rechterhand zetten, maar de bokken tot Zijn linkerhand.
34 Alsdan zal de Koning zeggen tot
diegenen, die tot Zijn rechterhand zijn: Komt, gij gezegenden Mijns
Vaders! Beërft dat koninkrijk, hetwelk u bereid is van de
grondlegging der wereld.
35 Want Ik ben hongerig geweest, en gij
hebt Mij te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt Mij te
drinken gegeven; Ik was een vreemdeling, en gij hebt Mij geherbergd.
36 Ik was naakt, en gij hebt Mij
gekleed; Ik ben krank geweest, en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de
gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen.
37 Dan zullen de rechtvaardigen Hem
antwoorden, zeggende: Heere! wanneer hebben wij U hongerig gezien,
en gespijzigd, of dorstig, en te drinken gegeven?
38 En wanneer hebben wij U een
vreemdeling gezien, en geherbergd, of naakt en gekleed?
39 En wanneer hebben wij U krank
gezien, of in de gevangenis, en zijn tot U gekomen?
40 En de Koning zal antwoorden en tot
hen zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze Mijn
minste broeders gedaan hebt, zo hebt gij dat Mij gedaan.
41 Dan zal Hij zeggen ook tot diegenen,
die ter linkerhand zijn: Gaat weg van Mij, gij vervloekten, in het
eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is.
42 Want Ik ben hongerig geweest, en gij
hebt Mij niet te eten gegeven; Ik ben dorstig geweest, en gij hebt
Mij niet te drinken gegeven;
43 Ik was een vreemdeling; en gij hebt
Mij niet geherbergd; naakt, en gij hebt Mij niet gekleed; krank, en
in de gevangenis, en gij hebt Mij niet bezocht.
44 Dan zullen ook dezen Hem antwoorden,
zeggende: Heere, wanneer hebben wij U hongerig gezien, of dorstig,
of een vreemdeling, of naakt, of krank, of in de gevangenis, en
hebben U niet gediend?
45 Dan zal Hij hun antwoorden en
zeggen: Voorwaar zeg Ik u: Voor zoveel gij dit een van deze minsten
niet gedaan hebt, zo hebt gij het Mij ook niet gedaan.
46 En dezen zullen gaan in de eeuwige
pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven.
In Matthéüs 24 : 30 wordt primair aangaande
Israël over de verschijning van de Heer op de Olijfberg gesproken.
Die gebeurtenis zal ertoe leiden dat Hij uiteindelijk op de troon
Zijner heerlijkheid zal zitten, maar dat is 33 jaar láter. De troon
Zijner heerlijkheid is gelijk aan de troon van David. Deze troon
staat op aarde, in Jeruzalem. Dit kán dus niet aan het einde van de
70-ste week plaatsvinden, want dan is geheel Jeruzalem verwoest.
Aan het einde van de 70-ste week is er geen
Jeruzalem meer en dus zeker geen heerlijkheid. Bovendien heeft men
zeven maanden nodig om het land te reinigen (Ezechiël 39 : 12, 14).
Matthéüs 25 : 31 spreekt over het einde van de 33 jaar. Er is sprake
van een oordeel over álle volkeren. Zoals de Heer aan het einde van
de 70-ste week Zijn uitverkorenen zal verzamelen (Matthéüs 24 : 31),
zo worden aan het einde van de 33 jaar alle volkeren verzameld. De
volkeren zullen door de Heer - de Koning - in twee groepen
gescheiden worden: de schapen en de bokken. De Koning is uiteraard
de Herder (Johannes 10).
De schapen komen aan de rechterkant en de
bokken aan de linkerkant. "Schapen" zijn zachtmoedig en volgen de
stem van de Herder. Daarom zijn schapen een beeld van gelovigen in
het algemeen. Bokken zijn een uitbeelding van kracht. Hier gaat het
niet om de kracht van God, maar om eigen kracht (= de kracht van de
natuurlijke mens). De schapen beërven het koninkrijk dat bereid is
van de "nederwerping" der wereld (in de Statenvertaling is dit
verkeerd vertaald met "grondlegging"). Dit betekent dat het
koninkrijk al "geregeld" was vóórdat de aarde "woestheid, ledigheid
en duisternis werd" (Genesis 1 : 2). Toen God Adam schiep had Hij
reeds het koninkrijk van Zijn geliefde Zoon in gedachte (Kolossenzen
1:13). Hij wist tevens aan Wie Hij dat koninkrijk zou geven,
namelijk aan Zijn Zoon, de Here Jezus Christus en vervolgens aan
alle gelovigen.
In Matthéüs 25 : 31 werd over "de Zoon des
mensen" gesproken. In Matthéüs 25 : 34 wordt Hij "de Koning"
genoemd. Dit is een hele unieke uitspraak in de Schrift. Op dit
moment, aan het begin van de duizend jaar, is Zijn koninkrijk
volledig openbaar geworden over de gehele aarde. Dán zullen de
gezegenden dat koninkrijk beërven. Iemand ontvangt het koninkrijk
slechts op grond van geloof. De Koning geeft als reden: "Want Ik ben
hongerig geweest en gij hebt Mij te eten gegeven" (Matthéüs 25 :
35). Er zijn mensen die menen in het koninkrijk te komen door
hongerigen te eten te geven. Op zich is het een heel nuttige
bezigheid, maar daardoor kan men het koninkrijk niet beërven.
Diegenen die hongerigen gespijzigd hebben deden dat vanuit geloof.
Die hongerigen zijn diegenen die niet kunnen kopen of verkopen,
omdat zij het teken van het beest niet hebben (Openbaring 13 : 17).
De schapen worden "rechtvaardigen" genoemd
(Matthéüs 25 : 37). Deze rechtvaardigen blijken niet te weten
wanneer ze dergelijke dingen aan de Heer hebben gedaan. Ze hebben
het aan "deze Mijn minste broeders" gedaan. De Heer vereenzelvigt
Zich met deze broeders omdat zij één plant met Hem geworden zijn.
Alles wat aan hen gedaan wordt, wordt feitelijk aan Christus gedaan
(vergelijk Matthéüs 10 : 40-42). De bokken worden "vervloekten"
genoemd (Matthéüs 25 : 41). Zij hebben het tegenovergestelde gedaan
van wat de rechtvaardigen hebben gedaan. Zij hebben "deze minsten"
niets gedaan en daarom hebben ze het de Heer niet gedaan.
Deze geschiedenis van de scheiding van de
schapen en de bokken werd in Matthéüs 24 : 37-44 al vermeld. Dáár
werd het vergeleken met de dagen van Noach. De één zal weggenomen
worden en de ander zal gela ten worden. De bok wordt weggenomen. Het
schaap wordt gelaten. Dit principe wordt trouwens vele malen in de
Bijbel beschreven, hoewel velen het op de Jongste Dag van toepassing
brengen. De gelijkenis van het onkruid (Matthéüs 13 : 24-30 en 13 :
36-43) gaat over dezelfde periode. "Onkruid" (= namaaktarwe) en
tarwe groeien te zamen op. In de dagen van de oogst worden ze
gescheiden. De tarwe wordt in de schuur gebracht, hetgeen een beeld
is van het ingaan in het koninkrijk. Het onkruid wordt gebonden en
verbrand. De gelijkenis van het sleepnet (Matthéüs 13 : 47-50) gaat
ook over deze periode. Er wordt van alles opgevist. Het goede wordt
in vaten gedaan, hetgeen eveneens een beeld is van het ingaan in het
koninkrijk. Het kwade wordt weggeworpen. De Zoon des mensen zal Zijn
engelen uitzenden en zij zullen uit Zijn koninkrijk "al de
ergernissen vergaderen en diegenen die de ongerechtigheid (=
wetteloosheid) doen" (Matthéüs 13 : 41). Met andere woorden: de
ongelovigen worden verwijderd. Zijn koninkrijk zal zich uiteindelijk
over de gehele schepping uitstrekken. Diegenen die er niet in thuis
horen worden uit de schepping verwijderd. De gehele schepping zal
dan met God verzoend zijn.
Terug naar begin
Inluiden zevende bedeling.
Aan het einde van de zesde bedeling zullen
een aantal zaken plaatsvinden die tevens het begin van de zevende
bedeling inluiden:
-
- Het beest en de valse profeet zullen in de poel des vuurs worden geworpen.
-
- De satan zal voor duizend jaren worden gebonden.
-
- De dán levende volkeren zullen geoordeeld worden.
De Bijbel geeft duidelijk aan wanneer dat
koninkrijk van de Zoon des mensen begint.
Openbaring 11 : 15-17
15 En de zevende engel heeft gebazuind, en er
geschiedden grote stemmen in den hemel, zeggende: De koninkrijken
der wereld zijn geworden onzes Heeren en van Zijn Christus, en Hij
zal als Koning heersen in alle eeuwigheid.
16 En de vier en twintig ouderlingen, die
voor God zitten op hun tronen, vielen neder op hun aangezichten, en
aanbaden God,
17 Zeggende: Wij danken U, Heere God
almachtig, Die is, en Die was, en Die komen zal! dat Gij Uw grote
kracht hebt aangenomen, en hebt het koningschap aanvaard
(= als
Koning hebt geheerst); Als de zevende engel zal bazuinen, zal de
Heer Zijn koningschap aanvaarden.
In verband met deze zevende engel wordt
gezegd in:
Openbaring 10 : 7
7 Maar in de dagen der stem des
zevenden engels, wanneer hij bazuinen zal, zo zal de verborgenheid
Gods vervuld worden, gelijk Hij Zijn dienstknechten, den profeten,
verkondigd heeft.
Als de verborgenheid van God vervuld is, dus
aan het einde van de zesde bedeling, dán zal de zevende engel
bazuinen en zal de Here Jezus Christus Zijn koningschap aanvaarden.
De komst van de Here Jezus Christus wordt in Openbaring 19 : 11-16
schitterend beschreven:
Openbaring 19 : 11-16
11 En ik zag den hemel geopend; en ziet, een
wit paard, en Die op hetzelve zat, was genaamd Getrouw en
Waarachtig, en Hij oordeelt en voert krijg in gerechtigheid.
12 En Zijn ogen waren als een vlam vuurs, en
op Zijn hoofd waren vele koninklijke hoeden; en Hij had een naam
geschreven, die niemand wist, dan Hij Zelf.
13 En Hij was bekleed met een kleed, dat met
bloed geverfd was; en Zijn naam wordt genoemd het Woord Gods.
14 En de heirlegers in den hemel volgden Hem
op witte paarden, gekleed met wit en rein fijn lijnwaad.
15 En uit Zijn mond ging een scherp zwaard,
opdat Hij daarmede de heidenen slaan zou. En Hij zal hen hoeden met
een ijzeren roede; en Hij treedt den wijnpersbak van den wijn des
toorns en der gramschap des almachtigen Gods.
16 En Hij heeft op Zijn kleed en op Zijn dij
dezen Naam geschreven: Koning der koningen, en Heere der heren.
De Here Jezus Christus is de Getrouwe en de
Waarachtige (vergelijk Openbaring 1 : 5). Hij zal oordelen in
gerechtigheid. Uit Zijn mond komt een scherp zwaar waarmee Hij de
heidenen zal slaan. Dit geeft aan dat Zijn oordeel primair bestaat
uit oordelend spreken. Hij is de Koning der koningen en de Heer der
heren. In de zevende bedeling zal Israël het volk van God zijn en
het zal het hoogste volk op aarde zijn.
Daniël 2 : 44
44 Doch in de dagen van die koningen
zal de God des hemels een koninkrijk verwekken, dat in der
eeuwigheid niet zal verstoord worden; en dat koninkrijk zal aan geen
ander volk overgelaten worden; het zal al die koninkrijken vermalen,
en te niet doen, maar zelf zal het in alle eeuwigheid bestaan.
Het koninkrijk zal aan geen ander volk dan
Israël worden gegeven.
Dit was reeds in Deuteronomium 28 voorzegd:
Deuteronomium 28 : 1, 2, 9, 10, 13,
1 En het zal geschieden, indien gij der
stem des HEEREN, uws Gods, vlijtiglijk zult gehoorzamen, waarnemende
te doen al Zijn geboden, die ik u heden gebiede, zo zal de HEERE, uw
God, u hoog zetten boven alle volken der aarde.
2 En al deze zegeningen zullen over u
komen, en u aantreffen, wanneer gij der stem des HEEREN uws Gods,
zult gehoorzaam zijn.
9 De HEERE zal u Zichzelven tot een
heilig volk bevestigen, gelijk als Hij u gezworen heeft, wanneer gij
de geboden des HEEREN, uws Gods, zult houden, en in Zijn wegen
wandelen.
10 En alle volken der aarde zullen
zien, dat de Naam des HEEREN over u genoemd is, en zij zullen voor u
vrezen.
13 En de HEERE zal u tot een hoofd
maken, en niet tot een staart, en gij zult alleenlijk boven zijn, en
niet onder zijn; wanneer gij horen zult naar de geboden des HEEREN,
uws Gods, die ik u heden gebiede te houden en te doen;
De enige voorwaarde die eraan verbonden werd
door de Heer, was geloof. Het volk - als geheel - heeft daaraan
nooit beantwoord. In de toekomst zal het gehele volk echter tot
geloof komen. Dán zullen deze profetieën in vervulling gaan en zal
Israël het hoofd boven alle andere volkeren zijn. Israël zal
gedurende de duizend jaar het hoogste volk zijn en Jeruzalem zal de
hoofdstad van dat koninkrijk zijn.
Jesaja 2 : 1-5
1 Het woord, dat Jesaja, de zoon van
Amoz, gezien heeft over Juda en Jeruzalem.
2 En het zal geschieden in het laatste
der dagen, dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn
op den top der bergen, en dat hij zal verheven worden boven de
heuvelen, en tot denzelven zullen alle heidenen toevloeien.
3 En vele volken zullen heengaan en
zeggen: Komt, laat ons opgaan tot den berg des HEEREN, tot het huis
van den God Jakobs, opdat Hij ons lere van Zijn wegen, en dat wij
wandelen in Zijn paden; want uit Sion zal de wet uitgaan, en des
HEEREN woord uit Jeruzalem.
4 En Hij zal rechten onder de heidenen,
en bestraffen vele volken; en zij zullen hun zwaarden slaan tot
spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het ene volk zal tegen het
andere volk geen zwaard opheffen, en zij zullen geen oorlog meer
leren.
5 Komt, gij huis van Jakob, en laat ons
wandelen in het licht des HEEREN.
Een berg is in de Bijbel een beeld van een
koninkrijk. Hier wordt gesproken over de berg des HEEREN. Dit wijst
op het koninkrijk van Christus. De volkeren die tot geloof gekomen
zijn zullen optrekken naar Jeruzalem om van daaruit onderwezen te
worden.
Psalmen 47 : 3-10
3 Want de HEERE, de Allerhoogste, is
vreselijk, een groot Koning over de ganse aarde.
4 Hij brengt de volken onder ons, en de
natiën onder onze voeten.
5 Hij verkiest voor ons onze erfenis,
de heerlijkheid van Jakob, dien Hij heeft liefgehad. Sela.
6 God vaart op met gejuich, de HEERE
met geklank der bazuin.
7 Psalmzingt Gode, psalmzingt!
Psalmzingt onzen Koning, psalmzingt!
8 Want God is een Koning der ganse
aarde; psalmzingt met een onderwijzing!
9 God regeert over de heidenen; God zit
op den troon Zijner heiligheid.
10 De edelen der volken zijn verzameld
tot het volk van den God van Abraham; want de schilden der aarde
zijn Godes. Hij is zeer verheven!
De Here Jezus Christus is
God. Hij zal over de gehele aarde regeren. Dán zullen de
volkeren optrekken en zich verzamelen rondom het volk van de God van
Abraham. Dat is uiteraard het volk Israël. De troon van de Here
Jezus Christus zal te Jeruzalem staan en daarheen zullen de volkeren
optrekken om Hem alle eer te brengen. De Here Jezus Christus zal
Koning zijn over de gehele aarde. In het Oude Testament wordt reeds
aangegeven hoe Hij zal regeren.
Jesaja 9 : 5, 6
5 Want een Kind is ons geboren, een
Zoon is ons gegeven, en de heerschappij is op Zijn schouder; en men
noemt Zijn naam Wonderlijk, Raad, Sterke God, Vader der eeuwigheid,
Vredevorst;
6 Der grootheid dezer heerschappij en
des vredes zal geen einde zijn op den troon van David en in zijn
koninkrijk, om dat te bevestigen, en dat te sterken met gericht en
met gerechtigheid, van nu aan tot in eeuwigheid toe. De ijver des
HEEREN der heirscharen zal zulks doen.
Dit gedeelte werd door Jesaja geprofeteerd.
In de toekomst zal Israël deze woorden daadwerkelijk uitspreken.
"Een Kind is ons geboren" is een verwijzing naar de geboorte van de
Here Jezus Christus in Bethlehem. "Een Zoon is ons gegeven" zal door
Israël worden erkend op het moment dat zij tot geloof in haar
Messias, de Here Jezus Christus, is gekomen. Dat is dus op zijn
vroegst aan het einde van de 70-ste week van Daniël 9. De Heer werd
na Zijn opstanding weliswaar aan Israël gepredikt als de opgestane
Heiland, maar Hij werd door het volk niet geaccepteerd. Aan het
einde van de 70-ste week zal Israël Hem aanroepen (in geloof!) en
zal Hij verschijnen. Jesaja 9 : 6 wijst op de oprichting van het
koninkrijk van de Messias over de gehele aarde. Hij zal dan regeren
met gericht en met gerechtigheid. Als iemand niet trouw is aan de
Koning van dat koninkrijk, heeft dat gevolgen.
Zacharia 14 : 16-19
16 En het zal geschieden, dat al de
overgeblevenen van alle heidenen, die tegen Jeruzalem zullen gekomen
zijn, die zullen van jaar tot jaar optrekken om aan te bidden den
Koning, den HEERE der heirscharen, en om te vieren het feest der
loofhutten.
17 En het zal geschieden, zo wie van de
geslachten der aarde niet zal optrekken naar Jeruzalem, om den
Koning, den HEERE der heirscharen, te aanbidden, zo zal er over
henlieden geen regen wezen.
18 En indien het geslacht der
Egyptenaren, over dewelke de regen niet is, niet zal optrekken noch
komen, zo zal die plage over hen zijn, met dewelke de HEERE die
heidenen plagen zal, die niet optrekken zullen, om te vieren het
feest der loofhutten.
19 Dit zal de zonde der Egyptenaren
zijn, mitsgaders de zonde aller heidenen, die niet optrekken zullen,
om te vieren het feest der loofhutten.
Het overblijfsel van de volkeren zal ieder
jaar op moeten trekken naar Jeruzalem om daar het loofhuttenfeest te
vieren. Het loofhuttenfeest onder het oude verbond was overigens een
type van het Messiaanse koninkrijk. Wie niet zal optrekken zal door
de Heer gestraft worden. Hij zal geen regen geven. Men zal de
gevolgen van het ongehoorzaam zijn aan de Koning dus onmiddellijk
ondergaan.
Jesaja 65 : 18-20
18 Maar weest gijlieden vrolijk, en
verheugt u tot in der eeuwigheid in hetgeen Ik schep; want ziet, Ik
schep Jeruzalem een verheuging, en haar volk een vrolijkheid.
19 En Ik zal Mij verheugen over
Jeruzalem, en vrolijk zijn over Mijn volk; en in haar zal niet meer
gehoord worden de stem der wening, noch de stem des geschreeuws.
20 Van daar zal niet meer wezen een
zuigeling van weinig dagen, noch een oud man, die zijn dagen niet
zal vervullen; want een jongeling zal sterven, honderd jaren oud
zijnde, maar een zondaar, honderd jaren oud zijnde, zal vervloekt
worden.
De oude man zal zijn dagen vervullen, want
hij zal - aan het eind van de zevende bedeling - "overgaan" naar de
nieuwe aarde. Uit vers 20 moet geconcludeerd worden dat iemand die
zondigt op honderdjarige leeftijd zal worden gedood. In het
koninkrijk zal men blijkbaar tot het honderdste jaar de tijd krijgen
om tot geloof te komen. Het gaat hier om mensen die tijdens de
duizend jaar worden geboren en niet tot geloof komen. Zulke mensen
krijgen honderd jaar de tijd om tot geloof te komen en de Heer, de
Koning, te dienen. Naarmate de duizend jaren verstrijken zal het
aantal ongelovigen toenemen. De Heer is Koning en men zal Hem moeten
gehoorzamen, maar niet iedereen zal dat van harte (en dus uit
geloof) doen. Wanneer de satan aan het einde van de duizend jaar
wordt losgelaten, zullen velen zich achter hem scharen en tegen de
Heer in opstand komen. God zal hen doden (Openbaring 20).
Terug naar begin
Het getal zeven.
Het getal "zeven" wordt weergegeven door de Hebreeuwse letter "zajien" (z) die de betekenis heeft van "werktuig"/"gereedschap". "Zeven" is in de Bijbel de uitdrukking voor "rust" (= sabbat). De zeven is de afsluiting/voltooiing van een reeks (in deze oude schepping). Het getal "acht" duidt de nieuwe schepping aan. "Zajien" betekent "werktuig" en is daarmee een omschrijving van Israël, hét werktuig Gods in deze wereld.
Israël is in onze bedeling terzijde gezet.
Daarom doet God niets, want Hij werkt in de wereld alleen via Israël
(een gelovig Israël). Het woord voor Juda is verwant aan het woord
voor "hand". Israël is Gods hand in deze wereld. In de Bijbel vinden
we vaak de term "een (uitgestrekte) hand" (bijvoorbeeld Jesaja 14 :
26; Jeremia 31 : 32). In Markus 3 : 1-6 wordt verteld over de
genezing
van een verdorde hand (in de synagoge en op
de sabbat!). "Verdord" wil zeggen "zonder leven". De genezing van de
verdorde hand is een type van de wedergeboorte van Israël.
Het getal "zeven" wordt in de Bijbel in
verband met diverse zaken genoemd.
Enkele teksten:
-
- Genesis 50 : 10 - zeven dagen rouw
-
- Exodus 12 : 15 - zeven dagen ongezuurde broden eten
-
- Leviticus 23 : 34 - zeven dagen loofhuttenfeest (Deuteronomium 16 : 13, 15)
-
- 1 Samuël 31 : 13 - zeven dagen vasten (1 Kronieken 10 : 12)
Terug naar begin
De zevende dag.
Lukas 23 : 49-56
49 En al Zijn bekenden stonden van
verre, ook de vrouwen, die Hem te zamen gevolgd waren van Galiléa,
en zagen dit aan.
50 En zie, een man, met name Jozef,
zijnde een raadsheer, een goed en rechtvaardig man,
51 (Deze had niet mede bewilligd in hun
raad en handel) van Arimathea, een stad der Joden, en die ook zelf
het koninkrijk Gods verwachtte;
52 Deze ging tot Pilatus, en begeerde
het lichaam van Jezus.
53 En als hij hetzelve afgenomen had,
wond hij dat in een fijn lijnwaad, en legde het in een graf, in een
rots gehouwen, waarin nog nooit iemand gelegd was.
54 En het was de dag der voorbereiding,
en de sabbat kwam aan.
55 En ook de vrouwen, die met Hem
gekomen waren uit Galiléa, volgden na en aanschouwden het graf, en
hoe Zijn lichaam gelegd werd.
56 En wedergekeerd zijnde, bereidden
zij specerijen en zalven; en op den sabbat rustten zij naar het
gebod.
Hoewel het nergens ronduit in de Bijbel
staat, begint de zevende dag, de sabbat, vrijdagavond bij
zonsondergang. Uit dit gedeelte uit Lukas blijkt dit eveneens. De
Heer werd op vrijdag gekruisigd. Overdag, vanaf het zesde tot het
negende uur, werd het duister. In onze dagindeling is dit van ‘s
middags twaalf uur tot ‘s middags drie uur. Daarna gaf de Heer de
geest en stierf. Vóór het begin van de sabbat werd de Heer begraven.
De sabbat begint dus op vrijdagavond; bij zonsondergang (= zes uur
in de avond). De vrijdagavond wordt daardoor geen zaterdagmorgen.
Op de kalender blijft het vrijdagavond. De
datum verspringt op vrijdagavond evenmin. Bij Israël begint de dag
‘s morgens vroeg, bij zonsopgang. De enige uitzondering daarop vormt
de sabbat. De zevende dag begint voor Israël halverwege de zesde
dag. Dit is een type van het Messiaanse rijk dat voor Israël eerder
begint dan voor de volkeren. Wat in de Bijbel vertaald is met
"morgen", is in werkelijkheid de "na-nacht". De morgen is het
donkerste deel van de nacht. De morgen is in de Bijbel de tijd vóór
zonsopgang; daarna begint de middag, namelijk "midden op de dag".
De middag is de tijd waarin de zon schijnt;
onderverdeeld in voormiddag en namiddag. De "avond" is tot
middernacht; daarna begint de morgen. De morgen duurt ongeveer 6
uur. Een juist begrip van de sabbat is van belang voor het begrijpen
van de zesde en zevende bedeling. Voor Israël ligt de tijdsverdeling
anders dan voor de volkeren. Alleen voor Israël werd/ wordt de
zevende dag, de sabbat, verschoven. Dit is een type van de zevende
bedeling die voor Israël eerder begint dan voor de overige volkeren.
De morgen is de grootste "verdrukking" en het
is ook de tijd waarin de meeste mensen sterven en geboren worden.
Bij de indeling van de bedelingen is dat de nacht van vrijdag (= de
zesde bedeling) op zaterdag. Dan is voor Israël de sabbat (= de
zevende bedeling; de rust) al begonnen, maar voor de wereld nog
niet.
Zo’n verschuiving is er ook in verband met
het jubeljaar dat alleen voor Israël geldig was. Het (= het 50-ste
jaar) begint halverwege het 49-ste jaar. Israël is het enige volk
waarbij het burgerlijk jaar op de eerste dag van de zevende maand (1
Tisri) begint. Op de eerste dag van de eerste maand begint een ander
soort jaar, namelijk het Bijbelse jaar. Israël vertrok op de
vijftiende dag van de zevende maand uit Egypte. Sindsdien is de
maand (nisan) de eerste maand.
Exodus 12 : 1-3, 18
1 De HEERE nu had tot Mozes en tot
Aäron in Egypteland gesproken, zeggende:
2 Deze zelfde maand zal ulieden het
hoofd der maanden zijn; zij zal u de eerste van de maanden des jaars
zijn.
3 Spreekt tot de ganse vergadering van
Israël, zeggende: Aan den tienden dezer maand neme een ieder een
lam, naar de huizen der vaderen, een lam voor een huis.
18 In de eerste maand, aan den
veertienden dag der maand, in den avond, zult gij ongezuurde broden
eten, tot den een en twintigsten dag der maand, in den avond.
Bij de uittocht verschoof alles zes maanden.
De zevende maand werd de eerste maand. Onder Israël is het jaar dus
al 180 dagen oud voordat de eerste maand begint. Schematisch:
burgerlijk jaar:
I------------I-------------I------------I
godsdienstig jaar:
------I-------------I------------I------
Waarom vond die verschuiving plaats? Het
heeft met de vestiging van het Messiaanse rijk te maken. Het
Messiaanse rijk, het koninkrijk van de Messias, begint voor Israël
éérder dan voor de wereld. Voor Israël begint het namelijk aan het
eind van de 70-ste week van Daniël 9. Dat is dus zeven jaren na de
opname (wegrukking) van de Gemeente. Dán is de grote verdrukking
voor Israël voorbij. Voor de volkeren begint de grote verdrukking
dan pas. Voor hen duurt het nog 33 jaren voordat het koninkrijk
definitief aanbreekt.
Het woord "jaar" is het Hebreeuwse "shanah" (hbv).
"Shanah" komt van "sheen" (Nv),waarvan ook het woord
"shenie" (lbv) is afgeleid.
-
shanah = jaar
-
sheen = tand
-
shenie = twee
"Shenie" komt overeen met "in twee stukken
delen". Jaartelling en tijdrekening is bij Israël (en ook in het
Hebreeuws) een gedeelde zaak. Het jaar bestaat onder Israël eveneens
uit twee "delen". Het gewone jaar dat in de zevende maand begint en
het religieuze jaar dat bij de eerste maand begint. De woorden
sheen, shanah en shenie drukken allemaal verdeling uit. Dit hangt
samen met de verdeling van Christus Zelf: de eerste en de tweede
komst van de Here Jezus Christus. De eerste komst was tijdelijk
(namelijk aards) en de tweede komst is blijvend (uit de hemel).
Genesis 2 : 2
2 Als nu God op den zevenden dag
volbracht had Zijn werk, dat Hij gemaakt had, heeft Hij gerust op
den zevenden dag van al Zijn werk, dat Hij gemaakt had.
"Rust" en "zeven" zijn aanduidingen voor het
koninkrijk van Christus. De brief aan de Hebreeën is een commentaar
op de rust zoals die onder het oude verbond werd beloofd.
Hebreeën 3 : 7-11
7 Daarom, gelijk de Heilige Geest zegt:
Heden, indien gij Zijn stem hoort,
8 Zo verhardt uw harten niet, gelijk
het geschied is in de verbittering, ten dage der verzoeking, in de
woestijn;
9 Alwaar Mij uw vaders verzocht hebben;
zij hebben Mij beproefd, en hebben Mijn werken gezien, veertig jaren
lang.
10 Daarom was Ik vertoornd over dat
geslacht, en sprak: Altijd dwalen zij met het hart, en zij hebben
Mijn wegen niet gekend.
11 Zo heb Ik dan gezworen in Mijn
toorn; Indien zij in Mijn rust zullen ingaan!
In Hebreeën 3 : 17-19 wordt uiteengezet
waarom (een deel van) de Israëlieten niet de rust in Kanaän inging.
1. Zij hadden gezondigd.
2. Zij waren ongehoorzaam.
3. Zij waren ongelovig.
Er is geen verschil tussen deze drie! De rust
voor de zevende dag stond vast. Degene die gelooft, is degene die
niet werkt (Romeinen 4 : 5). Voor die persoon is het sabbat. De rust
houdt verband met de zevende dag, maar de rust is tevens voor elke
gelovige, wanneer dan ook. De rust is altijd verbonden met geloof
(vergelijk Hebreeën 4 :6; ongehoorzaamheid = ongeloof).
Hebreeën 4 : 7-9
7 Zo bepaalt Hij wederom een zekeren
dag, namelijk heden, door David zeggende, zo langen tijd daarna
(gelijkerwijs gezegd is): Heden, indien gij Zijn stem hoort, zo
verhardt uw harten niet.
8 Want indien Jozua hen in de rust
gebracht heeft, zo had Hij daarna niet gesproken van een anderen
dag.
9 Er blijft dan een rust over voor het
volk Gods.
Er wordt gesproken over een rust voor Israël,
het volk van God. De rust zou niet voor iedereen zijn.
Hebreeën 4 : 10
10 Want die ingegaan is in zijn rust,
heeft zelf ook van zijn werken gerust, gelijk God van de Zijne.
God deed op de zevende dag niets. In de
zevende bedeling zal er voor het gehele volk van God rust zijn.
Terug naar begin
De zevende stamvader.
Genesis 5 : 23, 24
23 Zo waren al de dagen van Henoch
driehonderd vijf en zestig jaren.
24 Henoch dan wandelde met God; en hij
was niet meer; want God nam hem weg.
Lukas 3 : 37, 38
37 Den zoon van Mathusala, den zoon van
Enoch, den zoon van Jared, den zoon van Malaleel, den zoon van
Kainan,
38 Den zoon van Enos, den zoon van
Seth, den zoon van Adam, den zoon van God.
Henoch wordt ook genoemd in:
Hebreeën 11 : 5
5 Door het geloof is Enoch weggenomen
geweest, opdat hij den dood niet zou zien; en hij werd niet
gevonden, daarom dat hem God weggenomen had; want voor zijn
wegneming heeft hij getuigenis gehad, dat hij Gode behaagde.
Ten slotte wordt Henoch "de zevende van Adam"
genoemd.
Judas : 14, 15
14 En van dezen heeft ook Enoch, de
zevende van Adam, geprofeteerd, zeggende: Ziet, de Heere is gekomen
met Zijn vele duizenden heiligen;
15 Om gericht te houden tegen allen, en
te straffen alle goddelozen onder hen, vanwege al hun goddeloze
werken, die zij goddelooslijk gedaan hebben, en vanwege al de harde
woorden, die de goddeloze zondaars tegen Hem gesproken hebben.
Henoch was de zevende vanaf Adam. Hij staat
hierdoor model voor de zevende bedeling. Henoch had geprofeteerd dat
God zou komen om de volkeren te oordelen. Henoch is een beeld van
hetgeen met de schepping gebeurt ná de zevende bedeling. Het
wegnemen van Henoch gebeurde aan het eind van zijn aardse leven. Aan
het eind van de zevende bedeling wordt deze wereld door God
weggenomen.
Openbaring 20 : 11
11 En ik zag een groten witten troon,
en Dengene, Die daarop zat, van Wiens aangezicht de aarde en de
hemel wegvloden, en geen plaats is voor die gevonden.
Henoch (letterlijk: Chanoch) betekent
"vernieuwing". Van Chanoch is ook het woord "chanoeka" afgeleid. Dit
kennen wij als het feest van de herinwijding / vernieuwing van de
tempel. Henoch betekent dus vernieuwing / inwijding (of heel ruim:
wedergeboorte). Het gaat er niet alleen om dat Henoch werd
weggenomen. Er kwam namelijk ook iets voor in de plaats. Na Henoch
kwam Methúsalach. Methúsalach leefde het langst van allemaal. Dat
klopt ook wel, want na de zevende bedeling volgt de eeuwigheid.
Methúsalach is een type van die eeuwigheid. Henoch is een beeld van
het overgaan van de oude naar de nieuwe schepping. Henoch kan
daardoor ook op de Gemeente van toepassing gebracht worden, maar dit
is een afgeleide toepassing. Het beeld is van toepassing op onze
wedergeboorte, want God neemt onze oude schepping/mens weg. Hij
heeft ons uit deze tegenwoordige boze eeuw getrokken en ons
geplaatst in het koninkrijk van de Zoon Zijner liefde.
Veel gelovigen zien in Henoch alleen een
beeld van de Gemeente. Aangezien de Gemeente naar de hemel gaat,
meent men dat Henoch eveneens naar de hemel is gegaan. Dit is
onjuist. In de Bijbel is geen enkele grond voor deze redenatie te
vinden. Bovendien is het een omgekeerde redenatie. Henoch is de
zevende van Adam en daarmee primair een beeld van de zevende
bedeling. Het wegnemen van Henoch aan het einde van zijn leven is
primair een beeld van het wegnemen van de oude schepping aan het
einde van de zeven de bedeling. Henoch is hooguit als beeld van de
Gemeente te zien voor wat betreft het afleggen van de oude schepping
en het aandoen van de nieuwe schepping. Hij is géén type van de
Gemeente voor wat betreft de opname (wegrukking).
Terug naar begin
De zevende vrucht.
Deuteronomium 8 : 8
8 Een land van tarwe en gerst, en
wijnstokken, en vijgebomen, en granaatappelen; een land van
olierijke olijfbomen, en van honig;
De zevende vrucht in de reeks van
Deuteronomium 8 : 8 is de honing. Het is een beeld van alles wat het
Woord voortbrengt. De honing producerende bij is een beeld van het
Woord Zelf. Dit blijkt uit vergelijking van de Hebreeuwse woorden
voor:
-
Nederlands Hebreeuws
-
Woord = dabar
-
bij = deborah
-
honing = dabash
In het Nederlands is er nog iets van
overgebleven in het woord "dar", een mannelijke bij. Uit de bij komt
honing voort en uit het Woord van God komt geloof / wijsheid voort.
Enkele teksten waar "honing" genoemd wordt:
Spreuken 24 : 13
13 Eet honig, mijn zoon! want hij is
goed, en honigzeem is zoet voor uw gehemelte.
Honingzeem is het meest zoete deel van de
honing. Het is met name zoet voor het gehemelte. Daarmee is het een
beeld van de geestelijke, de hemelse dingen.
Spreuken 25 : 16
16 Hebt gij honig gevonden, eet dat u
genoeg is; opdat gij misschien daarvan niet zat wordt, en dien
uitspuwt.
Teveel honing is niet goed voor de oude mens,
want die protesteert tegen de zaken van de nieuwe mens (de
geestelijke dingen). We dienen de geestelijke zaken in de juiste
proporties tot ons te nemen. In dat geval kunnen wij de zaken goed
in ons opnemen en verwerken. Dán gaan ze ons niet tegenstaan.
Spreuken 25 : 27
27 Veel honigs te eten is niet goed;
maar de onderzoeking van de heerlijkheid van zulke dingen is eer.
Honing wijst op de heerlijkheid van het Woord
van God (vergelijk Psalmen 19 : 10, 11). De onderzoeking van de
betekenis van deze dingen is eer.
Openbaring 10 : 9, 10
9 En ik ging henen tot den engel,
zeggende tot hem: Geef mij dat boeksken. En hij zeide tot mij: Neem
dat en eet het op; en het zal uw buik bitter maken, maar in uw mond
zal het zoet zijn als honig.
10 En ik nam dat boeksken uit de hand
des engels, en ik at dat op; en het was in mijn mond zoet als honig,
en als ik het gegeten had, werd mijn buik bitter.
Johannes moest een boekje opeten. In zijn
mond was het zoet als honing, maar later bleek het bitter voor de
buik te zijn. De buik is een beeld van aardse dingen (vergelijk
Filippenzen 3 : 19) en staat daarmee model voor de oude natuur.
Honing is zoet voor het gehemelte (= de nieuwe natuur), maar bitter
voor de buik (= de oude natuur). Honing wordt in het Oude Testament
vele malen genoemd in combinatie met "melk". Aan Israël was een land
beloofd, vloeiende van melk en honing.
Deuteronomium 6 : 3
3 Hoor dan, Israël! en neem waar, dat gij ze
doet, opdat het u welga, en opdat gij zeer vermenigvuldigdet (gelijk
als u de HEERE, uwer vaderen God, gesproken heeft) in het land, dat
van melk en honig is vloeiende.
Melk is afkomstig van koeien of schapen. Deze
dieren zijn aan de aarde gebonden. Het wijst op de eerste dingen van
het Woord van God (vergelijk 1 Petrus 2 : 2). Honing wordt geleverd
door bijen die in de lucht vliegen. Het wijst op de diepere dingen
van het Woord van God. Wanneer een mens als baby geboren wordt,
heeft hij aanvankelijk aan melk vol doende. Dit geldt ook voor
iemand die pas wedergeboren is. Hij voedt zich met "de melk" (de
begin-boodschap). Een opgroeiend baby gaat langzaam (maar zeker)
over op vast voedsel. Dit proces dient ook bij een gelovige plaats
te vinden. Hij behoort over te gaan naar de honing (= vaste spijs).
1 Korinthe 3 : 1, 2
1 En ik, broeders, kon tot u niet spreken als
tot geestelijken, maar als tot vleselijken, als tot jonge kinderen
in Christus.
2 Ik heb u met melk gevoed, en niet met vaste
spijs; want gij vermocht toen nog niet; ja, gij vermoogt ook nu nog
niet.
Paulus had kritiek op de gelovigen te
Korinthe omdat zij nog steeds alleen melk verdroegen. Paulus wilde
graag de diepere dingen van het Woord van God aan hen doorgeven (=
vaste spijs, waarvan honing een beeld is), maar dat verdroegen zij
niet. Honing wordt onder andere in rotsen gevonden. In de Bijbel
wordt dergelijke honing aangeduid met "wilde honing".
Deuteronomium 32 : 12, 13
12 Zo leidde hem de HEERE alleen, en er was
geen vreemd god met hem.
13 Hij deed hem rijden op de hoogten der
aarde, dat hij at de inkomsten des velds; en Hij deed hem honig
zuigen uit de steenrots, en olie uit den kei der rots;
Israël kreeg honing uit de steenrots
(vergelijk ook Psalmen 81 : 17). De Heer voorzag hen daarvan. De
steenrots is Christus (1 Korinthe 10 : 4). In de zevende bedeling is
de Here Jezus Christus Koning over de gehele aarde. Hij zal een
ieder dan voorzien van hetgeen nodig is. Dit wordt eveneens
uitgebeeld door de honing die Simson in de dode leeuw vond
(Richteren 14 : 5-9). Deze leeuw is uiteraard een beeld van de Leeuw
uit de stam van Juda, de Here Jezus Christus. Zijn dood (en
opstanding) had tot gevolg dat er voedsel - en daarmee "leven" -
werd voortgebracht. Met name in de zevende bedeling, wanneer de
Leeuw uit de stam van Juda op de troon in Jeruzalem zal zitten, zal
er vrede op aarde zijn en zal de mensheid " leven" (voedsel) van de
Heer ontvangen.
Terug naar begin
Copyright © 2014 Melle Velema - Eindtijd in Beeld [Eindtijdinbeeld.nl]. Alle rechten voorbehouden.
Laatst bijgewerkt: 16 juni 2015.